Isaiah 62

1Om Sions wil zal ik niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn; totdat haar gerechtigheid voortkome als een glans, en haar heil als een fakkel, die brandt.
 Om Dat zijn de woorden van de profeet Jesaja, zo in zijn naam als in dien van andere profeten en dienaren Gods.
,
 Sions wil Dat is, der kerk, of van het volk Gods, straks Jeruzalem genoemd; een voorbeeld der kerk van het Nieuwe Testament; Heb 12:22 ; Rev 14:1 , en Rev 21:2 .
,
 niet zwijgen, Dat is, ik zal niet ophouden de troostelijke beloftenissen, die God mij geopenbaard heeft van zijne kerk te verkondigen; zie Psa 122:6 , en 2Ti 4:2 .
,
 niet stil zijn; Of, niet rusten.
,
 haar gerechtigheid Te weten van de stad Jeruzalem, dat is, van de kerk. De zin is, totdat Christus, die onze gerechtigheid en Heiland is, aan de wereld geopenbaard worde.
,
 voortkome Of, opga. Hebreeuws, uitga; te weten gelijk de zon uit hare kamer gaat; zie Psa 10:6 .
2En de heidenen zullen uw gerechtigheid zien, en alle koningen uw heerlijkheid; en gij zult met een nieuwen naam genoemd worden, welken des Heeren mond uitdrukkelijk noemen zal.
 uw gerechtigheid Te weten, die gerechtigheid, o Zion, of Jeruzalem, met welke gij van uwen Bruidegom Christus Jezus zult zijn versierd geworden.
,
 een nieuwen naam Dat is, gij zult vernieuwd en in een beteren staat gebracht worden, dan gij tevoren waart, en deze nieuwe en betere staat zal ook oorzaak zijn van den nieuwen naam; die van nature kinderen zijn des toorns, Eph 2:3 , zullen uit genade genoemd worden kinderen Gods, 1Jo 3:1 , en degenen, aan welken Hij een welgevallen of lust heeft vs.4. Dezen nieuwen naam kent niemand, dan die hem ontvangt; Rev 2:17 .
,
 uitdrukkelijk Zie van het Hebreeuwse woord Gen 30:28 .
3En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods.
 gij zult Dat is, gij zult den Heere zeer lief en waard zijn; zie Exo 19:5 .
,
 in de hand Dat is, gij zult bewaard en van God beschermd worden. Zie Deu 33:3 ; Joh 10:28-29 .
,
 een koninklijke Versta hier door den koninklijken hoed of mijter het koninklijke priesterdom, waarvan Petrus spreekt 1Pe 2:9 .
4Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw land: Het getrouwde; want de Heere heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden.
 De verlatene, Te weten van God haren bruidegom, alsof gij niet meer zijne bruid of zijn volk waart; zie Isa 60:15 .
,
 Het verwoeste; Hebreeuws, verwoesting; dat is, het verwoeste; zie Hos 1:10 ; 1Pe 2:10 .
,
 Mijn lust Dat is, God heeft een welgevallen aan haar, te weten aan Jeruzalem.
,
 uw land Dat u de Heere gegeven had te bewonen; of uw land; dat is de inwoners van uw land.
,
 Het getrouwde; Dat is, het bewoonde.
,
 uw land zal Dat is, uw land zal bewoond worden, gelijk ene vrouw haren man bijwoont.
5Want gelijk een jongeling een jonkvrouw trouwt, alzo zullen uw kinderen u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid, alzo zal uw God over u vrolijk zijn.
 u trouwen; Te weten o gij land, of onder u, bij u, te weten o gij kerk.
,
 uw God Christus wordt meermalen in de Heilige Schrift een Bruidegom genoemd, en zijne gemeente ene Bruid, Joh 3:29 ; Rev 21:2 , Rev 21:9 , welker onderlinge liefde en vreugde verhaald wordt Son 4:1 , enz.
6O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des Heeren doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen!
 O Jeruzalem Dit spreekt de Heere.
,
 wachters Dat is, profeten, herders, leraars, zielverzorgers. Zie Isa 21:11 ; Eze 3:17 , en Eze 33:7 ; Rev 21:12 .
,
 niet zullen zwijgen Maar zij zullen u steeds het Woord en de beloften van God voorhouden; zie vs.1.
,
 O gij, Of, o gij gewagmakers, of o gij vermelders van den Heere; dit spreekt de profeet tot de leraars van het heilig Evangelie.
,
 laat geen stilzwijgen Maar betuigt steeds en verkondigt vrijmoediglijk de waarheid.
7En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige, en totdat Hij Jeruzalem stelle tot een lof op aarde.
 voor Hem, Te weten den Heere. Hebreeuws, geeft Hem, of voor Hem geen stilzwijgen. De zin is: Houdt niet op van bidden en smeken, maar houdt aan in het gebed, ja valt Hem zolang lastig, totdat gij verhoord wordt, totdat God arbeiders in zijnen oogst uitstoot, Mat 9:38 , en totdat Hij hunnen arbeid zegent, 1Co 3:6 .
,
 tot een lof Dat is, in zulk een heerlijken staat, dat elkeen haar moet loven.
8De Heere heeft gezworen bij Zijn rechterhand, en bij den arm Zijner sterkte: indien Ik uw koren meer zal geven tot spijs voor uw vijanden, en indien de vreemden zullen drinken van uw most, waaraan gij gearbeid hebt!
 De HEERE Dit zijn nu wederom de woorden van den profeet.
,
 bij zijn rechterhand, Dat is, bij zijn eigen kracht, dat is bij zichzelven, geen groteren hebbende om bij te zweren; Heb 6:13 .
,
 bij den arm Dat is, bij zijn sterken arm.
,
 indien Ik De zin is: Zekerlijk, Ik zal u den moedwil uwer vijanden en vervolgers niet overgeven. Zie van deze manier van eedzweren, de aantekening Num 14:23 .
,
 uw koren O Jeruzalem.
,
 tot spijs God dreigt dikwijls dat de vreemden en de vijanden van zijn volk, vanwege deszelfs zonden, de vruchten van hun land zouden eten, gelijk Deu 28:30 , Deu 28:33 , Deu 28:51 ; hetwelk ook meermalen inderdaad alzo geschied is, Jdg 6:3-4 ; Ecc 6:1-2 . Dit moet men verstaan mede begrepen te zijn onder de vloeken der wet, die door Christus zijn weggenomen; Gal 3:13 . Zie ook Psa 128:2 , en 1Co 15:58 .
,
 de vreemden Hebreeuws, de kinderen des vreemden.
9Maar die het inzamelen zullen, die zullen het eten, en zij zullen den Heere prijzen; en die hem vergaderen zullen, zullen hem drinken in de voorhoven Mijns heiligdoms.
 die het inzamelen Hebreeuws, de inzamelaars deszelven, te weten des korens.
,
 die hem vergaderen Hebreeuws, de vergaderaars, of de samenbrengers deszelven, te weten most.
,
 in de voorhoven Dat is met openbare dankzeggingen, die zij den Heere in zijne kerk voor zijne weldaden zullen doen; ene manier van spreken genomen van de priesters, die het geheiligde vlees aten in het voorhof van den tabernakel en naderhand in de voorhoven van den tempel. Zie Lev 6:16 , en Lev 10:18 ; Eze 42:14 .
10Gaat door, gaat door, door de poorten, bereidt den weg des volks; verhoogt, verhoogt een baan, ruimt de stenen weg, steekt een banier omhoog tot de volken!
 bereidt den weg Dit is ene aanspraak tot de inwoners van Jeruzalem, hen vermanende dat zij de stadspoorten vrij wijd open zouden stellen en de wegen schoon en zuiver zouden maken, opdat de heidenen, die bij grote menigte zich tot de kerk van Christus begeven zouden, een open baan zouden vinden; zie Isa 57:14 . Anders: bereid het volk den weg.
,
 een baan, Door welke zij tot u, o gij burgers van Jeruzalem, dat is tot de Christelijke kerk, gebracht worden en ingaan mogen. Zie Isa 40:3 .
,
 ruimt de stenen Of, zuivert haar van stenen. Zie Isa 57:14 . De zin is: Weert alle verhindernissen en aanstoot uit den weg; Rom 14:13 , Rom 14:21 .
,
 steekt Dat is, predikt het Evangelie openlijk. Zie Isa 11:12 , en Isa 49:22 .
11Ziet, de Heere heeft doen horen, tot aan het einde der aarde: zegt der dochter van Sion: Zie, uw Heil komt; zie, Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht.
 heeft doen horen, Te weten door de predikatie van het heilig Evangelie. Zie Rom 10:18 , en [Hij heeft doen horen], te weten hetgeen hier volgt: Zegt, enz.
,
 de dochter van Sion Dat is, van het volk van Zion, dat is van de kerk Gods, gelijk Zec 9:9 ; Mat 21:5 ; Joh 12:15 .
,
 uw Heil komt Dat is, uwe zaligheid en verlossing; of uw Heiland en Zaligmaker, te weten Jezus, die zijn volk verlost van hunne zonden, Mat 1:21 ; Luk 2:30 .
,
 Zijn loon is met Hem, Dien Hij geven zal aan al degenen, die Hem trouwelijk dienen, Isa 40:10 ; Rev 22:12 . Zie Psa 127:3 .
,
 Zijn arbeidsloon Hebreeuws, zijn werk; dat is zijn arbeidsloon; zie Isa 40:10 ; Lev 19:13 .
12En zij zullen hen noemen het heilige volk, de verlosten des Heeren; en gij zult genoemd worden de gezochte, de stad, die niet verlaten is.
 hen noemen Te weten de gelovigen, die zich tot de Christelijke gemeente zullen vervoegen, zo uit de Joden als uit de heidenen.
,
 het heilige volk, Hebreeuws, het volk der heiligheid.
,
 de verlosten Dat is, die van den Heere verlost zijn.
,
 gij zult O Zion, gij kerk Gods.
,
 de gezochte, Het Hebreeuwse woord, hetwelk enigen in den tekst zetten, betekent de gezochte, of nagezochte, of bezorgde; te weten die de Heere uit genade weder bezocht en vergaderd heeft, daar zij tevoren om harer zonden wil een tijdlang was verlaten en verstrooid geweest. Zie Isa 54:6-7 , en de aantekening Deu 11:12 .
,
 de stad, Of, de onverlaten stad.
Copyright information for DutSVVA